Oever­ver­binding tussen Plan Tij en Wantijpark


Tech­nische vragen Pieter Groe­newege

Indiendatum: 21 sep. 2022

Algemene vragen:

  1. Waarom heeft het college in het raadsvoorstel niets gezegd over de in 2016 vernietigde vergunning voor de brug?
  2. “Nut en noodzaak van de oeververbinding wordt door bewoners van Plan Tij bepaald”, stelt het college.
    1. Waarom alleen door de bewoners van Plan Tij en niet ook andere Dordtenaren?
  3. Volgens het onderzoek van het NatuurWetenschappelijk Centrum (2021) gaat de voorkeur van “de opdrachtgever” (het college) uit naar een brug, niet naar een voetveer (p. 13).
    1. Kan het college zijn voorkeur voor een brug nader onderbouwen?

Vragen over het beverhol:

  1. Een van de insprekers heeft duidelijk gemaakt dat de wachtplaatsen bij de brug alleen aangelegd kunnen worden als het actieve beverhol naast de wachtplaats vernietigd wordt, omdat de vaargeul uitgegraven moet worden tot een bepaalde diepte.
    1. Kan het college aangeven of dat klopt?
    2. Is de bovenstaande constatering reeds voldoende om te concluderen dat de wachtplaatsen niet gerealiseerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
  2. De door het college verleende vergunning is eerder door de rechter vernietigd, omdat deze geen rekening hield met een beverhol op korte afstand van de planlocatie. Dat beverhol bestaat nog steeds en wordt actief gebruikt.
    1. Welke aanpassingen zijn er gemaakt aan de plannen waardoor (de aanleg van) de oeververbinding het beverhol nu niet zou verstoren?
  3. Het college had bij eerdere planvorming een mitigerende maatregel voorzien om in een straal van 80 meter rondom een actieve beverburcht geen bomen te kappen of struiken te rooien.
    1. Klopt dit?
    2. Klopt het dat deze mitigerende maatregel niet genomen kan worden voor het beverhol, op 31 meter afstand van de planlocatie?
    3. Welke gevolgen heeft het bovenstaande voor de wettigheid van de plannen?
  4. Volgens een van de insprekers schrijft de RVO voor dat binnen 40 meter van een actief beverhol geen werkzaamheden plaatsvinden.
    1. Klopt dit?
    2. Is de bovenstaande constatering reeds voldoende om te concluderen dat de oeververbinding niet gerealiseerd kan worden? Zo nee, waarom niet?

Indiendatum: 21 sep. 2022
Antwoorddatum: 6 okt. 2022

1. Waarom heeft het college in het raadsvoorstel niets gezegd over de in 2016 vernietigde vergunning voor de brug?

Antwoord: In het raadsvoorstel is het volgende aangegeven: '' VWV heeft de brug aan de noordzijde niet gerealiseerd, mede vanwege het feit dat direct omwonenden in 2016 met succes de gang naar de rechtbank hebben gemaakt'' en '' In 2016 is er een vergunningaanvraag van VWV bij de rechtbank tegengehouden vanwege aanwezigheid van een beverhol.''

2. “Nut en noodzaak van de oeververbinding wordt door bewoners van Plan Tij bepaald”, stelt het college.

1. Waarom alleen door de bewoners van Plan Tij en niet ook andere Dordtenaren?

Antwoord: Zoals tijdens de beeldvormende sessie aangegeven is dit een politieke vraag.

3. Volgens het onderzoek van het NatuurWetenschappelijk Centrum (2021) gaat de voorkeur van “de opdrachtgever” (het college) uit naar een brug, niet naar een voetveer (p. 13).

1. Kan het college zijn voorkeur voor een brug nader onderbouwen?

Antwoord: Een brug heeft het voordeel dat het daadwerkelijk sneller is. Ook heeft de brug een grotere capaciteit. Een brug is aan te sluiten op de centrale bediening zodat deze op afstand bedienbaar is. Een voetveer kent vele uitdagingen waaronder de bediening, lage capaciteit en dat deze langzamer aan de overkant is. Dat maakt dat toentertijd de voorkeur uit ging naar een brug.

1. Een van de insprekers heeft duidelijk gemaakt dat de wachtplaatsen bij de brug alleen aangelegd kunnen worden als het actieve beverhol naast de wachtplaats vernietigd wordt, omdat de vaargeul uitgegraven moet worden tot een bepaalde diepte.

1. Kan het college aangeven of dat klopt?

Antwoord: Het is op het moment niet in te schatten of de vaargeul zo uitgegraven moet worden dat het hol wordt vernietigd. Daarvoor is verder ontwerp nodig van de type en vorm oeververbinding. Als er sprake is van vernietiging dan is er ontheffing nodig van de Wet natuurbescherming.

2. Is de bovenstaande constatering reeds voldoende om te concluderen dat de wachtplaatsen niet gerealiseerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: De wachtplaatsen zijn niet gebonden aan deze locatie. In het ontwerp kan gezocht worden naar mogelijkheden om het hol te ontzien. Door bijvoorbeeld de wachtplaatsen op een andere plek te realiseren.

2. De door het college verleende vergunning is eerder door de rechter vernietigd, omdat deze geen rekening hield met een beverhol op korte afstand van de planlocatie. Dat beverhol bestaat nog steeds en wordt actief gebruikt.

1. Welke aanpassingen zijn er gemaakt aan de plannen waardoor (de aanleg van) de oeververbinding het beverhol nu niet zou verstoren?

Antwoord: Aanpassingen zijn nodig op het moment dat er sprake is van verstoring of vernietiging van het hol. Om te weten welke aanpassingen er nodig zijn is er een ontwerp nodig. In de ontwerpsessies zal er daarom rekening gehouden worden met het hol.

3. Het college had bij eerdere planvorming een mitigerende maatregel voorzien om in een straal van 80 meter rondom een actieve beverburcht geen bomen te kappen of struiken te rooien.

1. Klopt dit?

Antwoord: In het verleden zijn er beverburchten vastgesteld op 77 meter van het plangebied. Uit het laatste onderzoek blijkt dat er geen actieve beverburchten in de nabijheid van de oeververbinding zijn aangetroffen. Er is geen sprake van mitigerende maatregelen vanuit het college omdat destijds Volker Wessels Vastgoed de trekkende partij was.

2. Klopt het dat deze mitigerende maatregel niet genomen kan worden voor het beverhol, op 31 meter afstand van de planlocatie?

Antwoord: Het ontwerp is nog niet bekend. Afhankelijk van het plan en de details van de oeververbinding, kunnen aanpassingen nodig zijn zoals het niet kappen van bomen rondom het hol.

3. Welke gevolgen heeft het bovenstaande voor de wettigheid van de plannen?

Antwoord: Het gevolg is dat mogelijk ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig is om het plan uit te voeren. Afhankelijk van het type en vorm oeververbinding is wel of geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig. Het ontwerp is echter nog niet definitief, deze inschatting is nog niet met zekerheid te maken. Het bevoegd gezag (Vroeger RVO, nu Omgevingsdienst Haaglanden) zag op basis van recent voorgelegde plannen en onderzoeken geen noodzaak om met een ontheffing het plan uit te voeren.

4. Volgens een van de insprekers schrijft de RVO voor dat binnen 40 meter van een actief beverhol geen werkzaamheden plaatsvinden.

1. Klopt dit?

Antwoord: Volgens de laatste adviesbrieven van het bevoegd gezag is er geen ontheffing nodig op basis van de plannen die zijn voorgelegd. Mocht er sprake zijn van werkzaamheden binnen 40 meter van een actieve beverhol, overlegt de gemeente met bevoegd gezag of er ontheffing nodig is en welke aanpassingen van het ontwerp nodig zijn.

2. Is de bovenstaande constatering reeds voldoende om te concluderen dat de oeververbinding niet gerealiseerd kan worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Nee, er is op dit moment geen definitief ontwerp. Pas als er een ontwerp is kan gekeken worden naar de impact op het hol. Er kunnen dan maatregelen of aanpassingen gedaan worden zodat er geen ontheffing nodig is. Mocht bevoegd gezag dit toch anders zien dan zal er ontheffing aangevraagd moeten worden.